Het idee van Didier

Het EK voetbal in Duitsland is al even voorbij, maar toch wil ik er nog graag iets over zeggen. Niet als mosterd na de maaltijd, maar juist als een sterk aperitief aan het begin van dit nieuwe seizoen, of als een dubbele espresso zoals u wilt, teneinde de heren voetballers en trainers aan het begin van dit voetbaljaar een beetje wakker te schudden. En hen eraan te herinneren waarom ze nu eigenlijk voetbal spelen. En voor wie. Soms lijken zij dat namelijk even vergeten.
Neem de Franse bondscoach Didier Deschamps. Die verzuchtte tijdens het afgelopen EK dat de mensen die Frankrijk in dat toernooi saai vonden spelen, dan maar wat anders hadden moeten gaan kijken.
Ik weet niet hoe het met u is, maar ik vind dat dus gek. En in mijn ogen, of beter gezegd in mijn neus riekt het zelfs naar minachting. Minachting ten opzichte van miljoenen voetbalfans in Frankrijk, en van nog meer miljoenen voetballiefhebbers over de hele wereld. Dat zeg ik met alle respect voor meneer (pardon: monsieur) Deschamps, die als speler en als coach talloze prijzen heeft gewonnen, waaronder de WK’s van 1998 en 2018. Dat is ontegenzeggelijk een grote prestatie die ook uitermate relevant is, want natuurlijk gaat het in voetbal om winnen. Maar het gaat ook om de manier waarop. Toch?

Nou, volgens Didier Deschamps dus niet, en ook niet volgens behoorlijk wat andere trainers en ook menige speler. Want pak een random interview na een draak van een gewonnen wedstrijd, en de dooddoeners vliegen je geregeld om de oren. ‘Het spel was waarschijnlijk niet om aan te zien, maar het belangrijkste was om vandaag de punten te halen’. Of: ’Voor het publiek was het misschien niet leuk, maar uiteindelijk gaat het in voetbal om het resultaat.’
Wat een onzin. Het gaat in voetbal namelijk helemaal niet alleen maar om het resultaat. Voetbal is een kijkspel, en speel je dus voor publiek.
‘Let the people come to the stadium and enjoy the game’, zei Johan Cruijff hier ooit over. Zoals hij ook ooit zei dat mooi spel zonder resultaat natuurlijk nutteloos, maar resultaat met lelijk voetbal saai is. Inderdaad, monsieur Deschamps: saai! En saai is niet waarvoor mensen een kaartje kopen en naar het stadion komen, en ook niet waarvoor miljoenen voetballiefhebbers over de hele wereld twee keer drie kwartier voor een televisie gaan zitten. Saai is ook niet waarom uw pupillen Ousmane Dembelé, Antoine Griezmann en Jules Koundé ooit op voetbal zijn gegaan.
Trainers die maar roepen dat het resultaat heilig is en het dus niet uitmaakt hoe er wordt gewonnen… Ik kan er oprecht boos om worden. Omdat het dus wel degelijk uitmaakt. Het maakt uit voor de spelers, en het maakt uit voor de miljoenen voetballiefhebbers op de wereld die het nota bene mogelijk maken dat er überhaupt voetbal wordt gespeeld op grote podia als een EK. En natuurlijk willen de Franse voetballiefhebbers dat Frankrijk zo’n EK wint, en over het algemeen hebben de Turken dat bij Turkije, de Portugezen bij Portugal, en de Duitsers bij Duitsland. Dat maakt zo’n toernooi ook leuk. Dat ieder land die beker wil winnen. Maar het oog wil toch ook wat. Mijn oog in ieder geval wel. Mijn oog wil verticaal voetbal zien in plaats van dat gebrei in de breedte. Mijn oog zoekt avontuur en spektakel, en wil niet kijken naar risicoloos geschuif.
Gelukkig waren er op het afgelopen EK ook wel wat lichtpuntjes, waaronder het verrassende Oostenrijk en het toch ook heel aardige Zwitserland. Maar met name de grotere voetballanden Frankrijk, Portugal, Italië, Engeland en ook Oranje leken in Duitsland toch echt niet van zins het nationale en internationale voetbalpubliek eens goed te verwennen met een paar mooie potjes.

Dat Oranje reikte wel tot en met de halve finale. Een knappe prestatie, maar als we eerlijk zijn was het dus geen reclame voor het Nederlandse voetbal. Engeland, een ander team dat gedurende het verder ook vrij vlakke EK dus ook niet bepaald verheffend had gespeeld, vond zichzelf haast tot zijn eigen verbazing terug in de finale. Een finale die een oervervelende eerste helft kende, waarin ook het tot dan toe swingende Spanje totaal niet kon imponeren. Gelukkig gingen de Spanjaarden uiteindelijk met de beker aan de haal, na een tweede helft waarin de sprankeling enigszins terug was bij de Zuid-Europeanen, en het verschil wat mij betreft niet geheel toevallig werd gemaakt door twee jeugdige creatieve dribbelaars. Ik zeg gelukkig, want als het Engeland per ongeluk gelukt was voetbal ‘home’ te brengen, dan had dat voetbal in een armetierig huisje moeten wonen.
Althans, zo zie ik het dan. Maar misschien ben ik gewoon teveel een romanticus. Misschien ben ik teveel blijven hangen in mijn tienerjaren, waarin de legendarische Braziliaanse Seleḉão van 1982 niet naar Spanje kwam om daar per se wereldkampioen te worden, maar, om in de woorden van toenmalig bondscoach Tele Santana te spreken, ‘de wereld te laten zien waarvoor Brazilië staat, namelijk voor schoonheid, muziek, vriendschap en plezier.’ Mijn tienerjaren, waarin ik ook Johan Cruijff voor het eerst zag voetballen, ik Diego Maradona zo’n beetje in zijn eentje wereldkampioen zag worden, en waarin ik betoverd werd door de waanzinnige techniek van Gerald Vanenburg en Marco van Basten. Die elegantie, die klasse en die flair van die tot die verbeelding sprekende spelers… Als je daar mee opgroeit, dan doet dat iets met je. En dan kan je niet anders dan een liefhebber zijn. En ja, misschien word je in deze tijd van zakelijkheid, behoudzucht en controledrang dan een melancholieke voetbalhippie die vurig hoopt dat Lionel Messi nooit stopt met voetballen, en Dennis Bergkamp er ooit weer mee begint.
Omdat dat eerste toch ooit, en dat laatste echt nooit gaat gebeuren, zit er in mijn ogen maar één ding op. Of eigenlijk twee. Er even vanuit gaande dat de Didiers Deschamps van deze wereld niet zomaar vanzelf gaan inzien dat het voetbal niet alleen van hen, maar ook van de spelers, en vooral voor het publiek is.

Het eerste heeft weliswaar niet mijn voorkeur, maar vanuit het principe dat wie niet horen wil dan maar moet voelen, zouden we bepaalde spelregels kunnen veranderen dan wel afschaffen of toevoegen. Ik noem in dit verband even een regel uit het basketbal die het voetbal bij aanhoudend gebrei wellicht goed kan gebruiken. Namelijk dat je niet langer dan vierentwintig seconden balbezit mag hebben zonder een doelpoging te doen, op straffe van een vrije bal voor de tegenstander. En dan maar eens kijken hoe vaak centrale verdedigers als ook onze eigen Virgil van Dijk de bal nog risicoloos breed of terug naar de keeper spelen.
De tweede en ook meest effectieve remedie tegen de ‘Hollandse ziekte’ van voorzichtig geschuif en plichtmatig getik, is echter het rigoureus anders opleiden van een nieuwe generatie voetballers. Voetballers die altijd en overal willen winnen, maar die ook iedere wedstrijd het publiek willen vermaken met strijd, vloeiende combinaties, mooie acties en heel veel doelpunten. Voetballers die puur zijn, en plezier hebben in wat ze doen. Voetballers die begrijpen dat ze niet alleen atleet en topsporter, maar ook artiest, kunstenaar en gladiator zijn. En een voorbeeld voor de jeugd. De jeugd die door het voetbal kan leren dat het vooral de vrijheid en de vriendschap zijn die vreugde brengt. In het spel en in het leven.
Om die nieuwe generatie voetballers te kweken, moeten we om te beginnen het straatvoetbal terugbrengen in de opleiding, zoals Cruijff jaren geleden al riep. Ook zullen we met een persoonsgerichte aanpak spelers moeten opleiden die bij de gratie van het collectief kunnen uitblinken door middel van hun individuele kwaliteiten, zoals die andere visionair Wiel Coerver ooit zei. En misschien moeten we onze jeugdspelers vanaf nu gaan aanmoedigen niet de beste voetballer van, maar voor de wereld te worden. Ik weet niet wie dat ooit zei, maar het was ongetwijfeld ook een visionair.

Met voetballers op het veld die initiatief nemen, lef tonen en een wedstrijd naar hun hand kunnen zetten, zal het niet zo heel veel meer uitmaken wie er als (bonds)coaches in de dug-outs zitten. Maar voor het mooie zeg ik richting het volgende grote eindtoernooi Zidane en Cantona bij de Fransen, Queresma bij de Portugezen, en Pep bij de Engelsen. En voor wat betreft ons eigen Oranje pleit ik voor het kwartet Peter Bosz, Wim Jonk, Rafael van der Vaart en Jan Mulder. Kwaliteit en ervaring, romantiek en realisme, en een stel gasten die garant staan voor spektakel. En niet onbelangrijk: dan wordt er ook nog wat gelachen.