In mijn vorige column (‘Het idee van Didier’) heb ik het o.a. gehad over de soms oersaaie zakelijkheid van het professionele voetbal, en over trainers en spelers die soms lijken te zijn vergeten waarom ze als kind ooit op voetbal zijn gegaan.
Dat op voetbal gaan doen kinderen omdat ze het leuk vinden, en om plezier te maken. Een kind meldt zich aan bij een voetbalclub om over dat veld te rennen, tegenstanders te passeren, ééntweetjes te maken, een bal af te pakken en ‘m in het doel te schieten. Kinderen gaan niet op voetbal om al te vaak op de bank te zitten en vanaf de kant toe te kijken. Toch is die bank een plek waar menig jeugdvoetballer meer tijd doorbrengt dan hem of haar lief is. Een plek ook waar het ene kind op zaterdag beduidend vaker zit dan het andere.
Dat er een aanzienlijk verschil kan zitten in de hoeveelheid speelminuten die aan jeugdspelers wordt gegeven, komt o.a. doordat veel clubs en hun jeugdtrainers de wedstrijd op zaterdag héél serieus nemen. Die wedstrijd dient op de eerste plaats gewonnen te worden, en daarom zet de trainer ook ‘de besten’ in de basis. De reserves nemen plaats in de dug-out, hopend op een invalbeurt. Vanuit die dug-out zien ze hoe de trainer zijn basis-elf met fanatisme aanstuurt. Hij wijst en hij roept, deelt hier en daar een sneertje uit naar de scheidsrechter, en balt zijn vuist als zijn tactisch plannetje werkt en zijn ploeg op voorsprong komt. Vorig jaar is de trainer kampioen geworden, en dit seizoen wil hij dat kunststukje graag herhalen. Wordt wel lastig, want hij heeft nu wel echt een veel mindere groep.
Natuurlijk is bovenstaande met een vleugje ironie geschreven, maar helaas schetst het een cultuur die bij veel clubs min of meer realiteit is. En ja, er zijn zeker ook verenigingen en jeugdtrainers die meer vanuit ontwikkeling denken en de speler daadwerkelijk centraal stellen. Maar zowel bij BVO’s als bij amateurclubs wordt er vooral vanuit het zogenaamde ’teamparadigma’ gedacht, gesproken en gehandeld. Binnen die manier van kijken ligt de focus op de actualiteit en het teamresultaat, en niet op potentie en ontwikkeling. En één van de directe gevolgen van het kijken vanuit het ‘teamparadigma’, is dat de ene jeugdspeler significant vaker op de bank zit dan de andere. En als je het mij vraagt, lijkt dat nergens naar. Alleen al omdat ieder kind, van welke leeftijd of ‘niveau’ dan ook, het recht heeft om te spelen. Punt.
Natuurlijk, ik ken de komma’s.
‘Ja, maar hij zit wel echt aan de onderkant van de groep’.
‘Ja, maar zij is beter als invalster’.
‘Ja, maar het is wel selectievoetbal’.
Allemaal flauwekul. Allemaal gelul van jeugdtrainers die denken dat ze in de Champions League acteren. Kom op zeg. Om het in trainersjargon te zeggen: trainers, speel vanuit je taak. En onze taak is simpelweg om onze spelers te helpen zichzelf te ontwikkelen. En dan bedoel ik al onze spelers, en niet alleen de paar ‘toptalenten’ of ‘de spelers die het voor je moeten doen dit seizoen’. Wij zijn er voor de spelers, zij niet voor ons. Dat onderscheid maken tussen ‘de boven- en de onderkant’, ‘de basis en de wissels’, en ‘de
zekerheidjes en de rest’; laten we daar zo snel mogelijk mee ophouden. Vanuit moreel oogpunt deugt het niet, pedagogisch is het ronduit slecht, en ook als je kijkt naar talentontwikkeling slaan we de plank volledig mis als we ons alleen maar richten op ‘de pareltjes’, en ‘de mindere goden’ maar een beetje links laten liggen. Uit mijn tijd bij Ajax kan ik me in dit verband nog goed herinneren dat Dennis Bergkamp behoorlijk giftig kon worden als trainers bepaalde jeugdspelers op een voetstuk plaatsten en zij die ‘toptalenten’ beduidend meer aandacht en speeltijd gaven dan anderen. Vond ie een slecht signaal naar zowel de ‘toptalenten’ als naar de rest van het team. En fijntjes herinnerde hij zo’n trainer er dan even aan dat hijzelf in de jeugd nooit als een toptalent werd gezien, en lange tijd steevast in het ‘tweede team’ van een leeftijdscategorie werd ingedeeld.
Ik bedoel maar
Panathlon Verklaring
Om ervoor te zorgen dat de totale speeltijd zo eerlijk mogelijk verdeeld wordt onder onze jeugdspelers, pleit ik o.a. voor het in het leven roepen van de zogenaamde ‘Panathlon Verklaring’. Deze verklaring vindt haar oorsprong in België (in Gent om precies te zijn), waar in 2004 o.a. ‘het recht van het kind om te spelen en zich te vermaken’ werd vastgelegd. Duizenden sportorganisaties,
waaronder ook vele Vlaamse voetbalverenigingen hebben de Panathlon Verklaring ondertekend, en zijn er dus ook aan gehouden.
Het zou onzin zijn om te denken dat op zo’n verklaring een waterdicht systeem gebouwd kan worden, maar het is in ieder geval een sterk signaal dat de KNVB ook in Nederland zou kunnen geven.
Waar echter de grootste winst valt te behalen, is in de trainersopleidingen. Ook dan kom je in ons land in eerste instantie bij de KNVB terecht. En dan valt er naar mijn idee ook nog wel een wereld te winnen.
Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik zelf geen enkele KNVB-cursus heb gevolgd. Toen ik dat kenbaar maakte bij de mensen die me zo’n veertien jaar geleden naar Ajax wilden halen, vonden ze dat overigens geen probleem.
‘Een voordeel zonder nadeel’, zou Cruijff vanuit Barcelona tegen Jonk en consorten hebben gezegd.
Maar goed, ik kan aangaande de KNVB-cursussen dus niet uit eigen ervaring spreken. Maar mijn indruk is dat er vooral van alles wordt geleerd over aanvallen, omschakelen, verdedigen, tactiek, teamfuncties, teamtaken en weet ik wat niet meer. Dat is op zichzelf ook niet zo raar, want die dingen zitten allemaal in het spel. Maar een hele belangrijke vraag is dan: door wie wordt dat spel
gespeeld? Dat zijn toch de spelers? Dus als wij die spelers iets willen bijbrengen over het spel, is het dan niet logisch dat trainers ook leren te begrijpen wie die spelers zijn? En is het dan bijvoorbeeld niet essentieel om te weten hoe de ontwikkeling van een kinderbrein verloopt, om ook optimaal in te kunnen spelen op de fase waarin een kind zich bevindt? Is het niet essentieel alles te leren over didactiek en communicatie? Hoe voer ik een gesprek met kinderen, en hoe ga ik om met ouders? Hoe stel ik samen met de speler een individueel plan op? Hoe geef ik feedback? Hoe sluit ik aan op de belevingswereld van pubers? Hoe reflecteer ik op mezelf? Zoals gezegd heb ik geen compleet beeld van wat er op opleidingsgebied in Zeist gebeurt, maar ik heb niet het idee dat er veel aandacht wordt geschonken aan dit soort onderwerpen.
‘Ja, maar wij zijn voetbaltrainers, en geen leraren of opvoeders’, wordt er dan weleens gezegd. En dan zeg ik: jawel! Dat zijn we wel! Juist als jeugdtrainer, die werkt met kinderen die voetbal het mooiste vinden dat er bestaat, ben je in een ideale positie om een rolmodel en een voorbeeld te zijn. En dan heb ik het er niet alleen over dat je een bal over veertig meter in de loop van de linksbuiten kan spelen. Ik heb het dan ook over eerlijkheid, respect, zelfbeheersing, empathie en communicatie. Daarin ben je als trainer ongelofelijk belangrijk. Natuurlijk zijn ouders de eerste en ook belangrijkste opvoeders. Maar dat opvoeden doen zij niet alleen. ‘It takes a village to raise a child’. En in dat dorp wonen wij ook. En spelen wij een spel over het leven.
En wat leert dat spel ons dan?
Nou, alles. Het leert ons dat verliezen winnen is. Het leert ons dat je totaal vrij, maar ook volledig verantwoordelijk bent. Het leert ons dat fouten niet bestaan. En als iemand er toch één maakt, je diegene niet afbrandt, maar je het vuur in hem of haar ontsteekt. Het leert ons dat niemand goed of slecht, en iedereen uniek is. Dat je alleen niks, en samen alles kan. Dat toeval logisch is. Dat je soms terug moet om vooruit te gaan. Dat als we dicht bij elkaar blijven, we niet kunnen worden uitgespeeld. En het leert ons dat als we eerlijk delen, er voor iedereen genoeg is.